Kikker uit de put

Doelgroep: BaO + SO

Groepsgrootte: klas

Duur: 15-20 min

Leerplandoelen:

  • BaO: Sluit aan bij de ontwikkelvelden
  • SO: Sluit aan bij het gemeenschappelijk funderend leerplan

Materiaal: 

  • Voorbeelden niet-helpende gedachten en helpende gedachten

Doelstellingen:

  • De leerlingen leren om niet-helpende gedachten om te buigen naar helpende gedachten.

Methodiek/oefening:

Welke gedachten heb je wel eens als je je niet goed voelt, als je boos bent, als je een moeilijke toets hebt….?

Onze gedachten kunnen ons 'bedriegen' of ons op een fout spoor zetten. Bv: ik ga weer buizen. De gedachten zijn op dat moment een stoorzender, want ze maken ons gespannen, alert of gestresseerd. Dit komt van vroeger, ons oerbrein, toen lag onze focus op overleven en gevaren zien.

We willen van deze negatieve gedachten meer helpende gedachten maken. Wanneer we heel veel niet-helpende gedachten hebben, voelen we ons niet zo goed in ons vel of als een kikker in de put.

De leerlingen zitten gehurkt aan één kant van de klas (niet-helpende gedachten kant).

De begeleider geeft een voorbeeldsituatie: Je loopt op de speelplaats langs een groepje. Het groepje begint te lachen. Je denkt misschien dat ze met jou lachen, maar misschien werd er net op dat moment een grapje gemaakt. Denkfout: ze lachen mij uit.

Voor deze gedachte moeten de leerlingen een helpende gedachte bedenken. Indien hun dit lukt, kan één leerling (of een groepje bij een grote klas) uit de put klimmen en naar de overkant gaan. Aan de overkant mogen de leerlingen een houding aannemen die ze leuk vinden (rechtstaan, zitten,…). Wanneer alle storende gedachten omgebogen zijn naar helpende gedachten zijn ze als klas uit de put geraakt.

Enkele storende gedachten voor als de leerlingen niks zeggen:

  • Misschien wil niemand met me spelen.
  • Ik mag geen fouten maken.
  • Ik moet het perfect doen.
  • Ik doe het niet goed.
  • Misschien is het raar wat ik zeg.
  • Misschien lachen ze me uit.
  • Ik moet precies weten hoe het gaat.
  • Er gebeurt misschien iets heel ergs.

Tijdens deze oefening ook verwijzen naar de talenten van de leerlingen.
Bv: wie had het talent 'ik ben lief'. Hoe kan jij als lieve vriend(in) reageren?

Nabespreking:

  • Hoe was deze oefening?
  • Wie spreekt wel eens tegen zichzelf als een cheerleader of supporter?
  • Wie vond het gemakkelijk om deze gedachten om te denken? Wie vond het misschien moeilijk?
  • Wie of wat kan je hierbij helpen als je het lastig vind?
  • ...