Stressvolle situaties

Doelgroep: BaO + SO

Groepsgrootte: klas

Duur: 15-20 min

Leerplandoelen:

  • BaO: Sluit aan bij de ontwikkelvelden
  • SO: Sluit aan bij het gemeenschappelijk funderend leerplan

Materiaal:

  • Overzicht stellingen (zie lager)
  • Eén groen, geel en rood kaartje per leerling (zie bijlage)

Doelstellingen:

  • De leerlingen leren elkaar kennen op een diepere manier.
  • De leerlingen denken na over hun eigen stressniveau in verschillende situaties.
  • De leerlingen herkennen verschillen en gelijkenissen tussen elkaar.
  • De leerlingen geven elkaar tips rond omgaan met stress.

Methodiek/oefening:

Deze situaties kunnen voor sommige leerlingen stressvol zijn, maar voor andere helemaal veilig zijn. Deze verschillen zijn heel normaal en hier heeft iedereen respect voor.

De leerlingen krijgen elk drie kaartjes. Het is de bedoeling dat het kaartje, dat het best hun stressniveau weergeeft in die specifieke situatie, omhoog wordt gestoken.

  • Het groene kaartje (comfortzone): Deze situatie is volkomen veilig voor mij, ik voel me ontspannen in deze situatie.
  • Het gele kaartje (leerzone): Deze situatie is een beetje spannend voor mij, geeft mij toch wel enige stress.
  • Het rode kaartje (paniekzone): Deze situatie zorgt er voor dat ik blokkeer (bv. blackout), vlucht (weggaan uit de situatie, of bv. niet opdagen), of in verweer ga (discussiëren, 'vechten). Dit zijn de drie mogelijke paniekreacties.

Situaties:

  • Morgen staat een toets voor wiskunde ingepland
  • In het weekend is er een groot familiefeest
  • In het weekend heb je match met je sportclub tegen de leider in de competitie
  • Je moet straks met de bus naar huis
  • Je moet je omkleden voor de LO les
  • Je komt te laat aan op school en moet alleen de klas binnen
  • Je wordt uitgenodigd op een verjaardagsfeestje waar je enkel de jarige kent
  • De leerkracht in de klas duidt mij aan om een vraag te beantwoorden waar ik het
  • antwoord niet op weet
  • Je moet een presentatie geven voor de hele klas (eventueel in een andere taal)
  • Voor de 6e-jaars: volgend jaar maak je de overstap haar het hoger onderwijs
  • Je valt op de grond op het midden van de speelplaats
  • Je merkt dat anderen jouw kledingstijl niet mooi vinden
  • Een groot deel van de klas behaalt altijd hele goede punten op een bepaald vak, en jij
  • bent hier helemaal geen uitblinker in
  • Je opent je GSM en ziet dat je 100 ongelezen berichten hebt
  • ... (heeft een leerling nog een stelling waar hij/zij spanning bij voelt?)

Bij elke stelling staat de leerkracht stil bij de gevoelswereld van de leerlingen. Er is geen goed of slecht antwoord.

Om het klasgesprek op gang te brengen is het helpend om bij elke stelling één leerling per kleurkaart aan het woord te laten. Zo komt de leraar tot een klasgesprek en kunnen leerlingen ervaringen met elkaar delen.

Het is ook zinvol om na te vragen of er situaties zijn waar de leerlingen vroeger rood of oranje scoorden en nu groen. Bijvoorbeeld: de eerste keer toen je de bus nam naar huis.

Ook kunnen leerlingen die groen scoren op een situatie tips of helpende gedachten delen met leerlingen die rood scoren.

Nabespreking:

Wat merkte jullie op?
Welke gelijkenissen zijn er in de klas? Welke verschillen zijn er in de klas?

Tijdens de oefening wordt het duidelijk dat elke leerling verschillend reageert op een situatie.

Achtergrond uitleg bij de kaarten:
Als je gaat kijken naar je groen kaartje, dan zie je dat het mannetje veel ruimte heeft om te bewegen. Hij voelt zich veilig en je kan gemakkelijk omgaan met de situatie. Je kan bijvoorbeeld lachen om een mopje. Je voelt je comfortabel.

Als je gaat kijken naar het gele kaartje, zie je dat het mannetje net tegen het raampje zit.
Hier heeft hij al minder ruimte om te bewegen. Je voelt dan een gezonde spanning, waarbij je nog wel kan nadenken en aanspreekbaar bent. Vaak zijn deze situaties een kans om iets bij te leren.
Denk maar terug aan een stelling waarbij je het gele kaartje opstak.

Het mannetje van het rode kaartje zit met zijn hoofd en voeten in het rood. Hij gaat uit zijn raampje. Wanneer je uit je raampje gaat, dan kan je ook niet meer helder nadenken. Je gaat dan vechten, vluchten of bevriezen/blokkeren. Onder vechten verstaan we bijvoorbeeld dat je heel boos wordt. Vluchten kan betekenen dat je een situatie wilt vermijden, je zou het liefst een afspraak gewoon afzeggen. Bij het blokkeren weet je even niet wat zeggen of doen vb. een black-out als de leerkracht je plots vraagt om te antwoorden. In deze situaties ben je ook niet aanspreekbaar. Wanneer je merkt dat iemand in zijn rode zone is, heeft het niet veel nut om dan in gesprek te gaan. Hij/zij heeft dan tijd nodig om even tot rust te komen. Daarna is een gesprek weer mogelijk.