Lijst met energizers

Doelgroep: BaO + SO

Groepsgrootte: klasgroep

Duur: +-10 min

Leerplandoelen:

  • BaO: Sluit aan bij de ontwikkelvelden
  • SO: Sluit aan bij het gemeenschappelijk funderend leerplan

Doelstellingen:

Het gebruik van energizers in de klas is een leuke en speelse manier om het lesgebeuren kort te onderbreken. Het geeft energie, verhoogt de concentratie, kan activeren of net ontspannen. Wanneer je deze gebruikt bij het starten van de proactieve cirkel, is dit een manier om al op een speelse manier verbinding te leggen, vooraleer de leerlingen even stil moeten zitten.

Methodieken/oefeningen:

  • Iedereen staat recht. Iemand begint met 'ik ben de enige die... (bijvoorbeeld: bungeespringen heeft gedaan, twee zussen heeft, ...). Indien niemand dit heeft gedaan, moet je gaan zitten. Indien wel, moet je blijven staan. Dan ga je de cirkel af. Degene die op het einde overblijft, wint.
  • Iedereen staat recht. Er begint iemand te vertellen over zichzelf. Indien je overeenkomsten hebt met het verhaal dat wordt verteld, moet je gaan zitten. De bedoeling is dat je blijft vertellen totdat iedereen zit.
  • Je noemt telkens de naam van een lichaamsdeel en een kleur (vb.: rood – neus). Iedereen moet nu zo snel mogelijk met dat lichaamsdeel een voorwerp aanraken van die kleur (dat kan een voorwerp in het lokaal zijn, maar ook een kledingsstuk dat die kleur heeft). Wie laatst reageert valt af en gaat zitten.
  • Je gaat voor één leerling staan en zegt bv. 'dit is mijn neus' terwijl je naar je knie wijst. Die leerling moet nu net het tegenovergestelde doen: hij/zij wijst naar zijn/haar neus en zegt 'dit is mijn knie'. Wie zich vergist valt af en gaat zitten.
  • De leerlingen gaan per paar tegenover elkaar staan met de handen op de knieën. Ze moeten nu proberen om mekaars knie te tikken. Wie getikt wordt valt af en gaat zitten.
  • Alle leerlingen gaan dicht bij elkaar staan, steken hun rechterarm in de lucht en grijpen een willekeurige hand vast. Ze moeten nu proberen om deze knoop te ontwarren zonder de handen te lossen.
  • De leerlingen gaan per paar tegenover elkaar staan en spelen 'blad, steen, schaar'. De verliezer gaat zitten.
  • Je duidt een leerling aan. Die moet een zin maken met voornaam / land of plaats en voorwerp met dezelfde letter begint (vb.: 'ik ben Dirk uit Denemarken en ik drink graag Duvel'.)
  • Wie aan de beschrijving voldoet staat recht en gaat daarna opnieuw zitten (vb.: 'ik ben iemand die graag orde heeft' – 'ik ben iemand die graag lacht' – 'ik ben iemand die vaak boos is' – 'ik ben iemand die graag kookt' – 'ik ben iemand die …'). We hebben gezien dat we veel gemeen met elkaar hebben en toch zijn we anders. Beschrijf jezelf nu in één woord en begin je zin met 'Ik ben …'.
  • Leerlingen gaan per paar tegenover elkaar staan. Ze praten gedurende een dertigtal seconden met elkaar en zoeken (gemeenschappelijke) interesses. Na 30 seconden schuift men door en praat men met een nieuwe partner. Als iedereen met elkaar gesproken heeft, stellen ze kort mekaar voor aan de rest van de groep: de spelleider vraagt 'Wat weet je over …?' – één leerling start en de anderen vullen aan.