Ieder zijn gevoel
Doelgroep: BaO + SO
Groepsgrootte: klas
Duur: 20-30 min
Leerplandoelen:
- BaO: Sluit aan bij de ontwikkelvelden
- SO: Sluit aan bij het gemeenschappelijk funderend leerplan
Materiaal: /
Doelstellingen:
- De leerlingen leren van elkaar hoe ze zich in een bepaalde situatie voelen.
- De leerlingen leren taal geven aan hun gedachten, gevoelens en gedrag.
- De leerlingen leren reflecteren over een gebeurtenis en wat dit met hen doet.
- De leerlingen ervaren dat iedereen iets anders kan voelen in dezelfde situatie.
- De leerlingen herkennen gevoelens bij anderen.
Methodiek/oefening:
- De leerlingen staan in een cirkel met de rug naar elkaar en kijken naar voor.
- De begeleider vertelt een situatie en geeft de leerlingen de tijd om na te denken
- over welke emotie dit bij hen oproept.
- De begeleider telt tot 3 en dan draaien de leerlingen zicht naar elkaar toe en laten de emotie zien die de situatie ben hen oproept
- De begeleider vraagt de leerlingen om even te 'bevriezen' en legt de focus afwisselend, op een andere leerling met een andere reactie (bv. boos, verdriet, geschrokken...):
- Wat zie je leerling A, B, C?
- Wat zou deze persoon voelen? Waarom denk je dat?
- Wat zou deze persoon denken in deze situatie?
De situaties:
- Je staat in de rij en je voelt een elleboog in je rug
- Je maakt een toets en je buur kijkt bij jou af
- Je vraagt iemand om te stoppen en ze stoppen niet
- Het is speeltijd en je klasgenoten willen elke dag voetballen, maar jij wilt graag eens handballen/netballen. Je klasgenoten beslissen om toch te gaan voetballen
- Je wandelt voorbij een groepje op de speelplaats en ze lachen
- Je vrienden willen na school kattenkwaad uithalen maar je moet naar huis.
- Je vriend(in) krijgt een sms-je van iemand die jij leuk vindt
Nabespreking:
Na elke situatie:
- Kijk eens goed naar leerling A:
- Welk gevoel beeldt hij/zij uit en waar zie je dit aan?
- Welke gedachten heeft hij/zij?
- Bevraag de leerling in kwestie: klopt dit?
- Zijn er verschillen in reactie? Wanneer was het heel duidelijk? Wanneer niet?
Algemeen:
- Wat onthoud je uit deze oefening?
- Uitbeelden van emoties gaat vaak vlot. Maar hoe zit het in de werkelijkheid:
- Welke emoties durf jij te laten zien? Welke niet?
- Wat doe je als je een emotie hebt die je overspoelt?