Handige Harry (talentenspel)

Doelgroep: 3e graad BaO & 1e + 2e graad SO. 

Groepsgrootte: klasgroep

Duur: 30 minuten 

Leerplandoelen: 

  • BaO: Sluit aan bij de ontwikkelvelden
  • SO: Sluit aan bij het gemeenschappelijk funderend leerplan

Materiaal: /

Doelstellingen:

  • De leerlingen benaderen zichzelf en anderen op een positieve manier.
  • De leerlingen leren hun talenten en kwaliteiten herkennen en benoemen.

Methodiek/oefening:

In deze oefening bedenkt iedereen voor zichzelf een alliteratie bij zijn naam, een bijnaam die weergeeft wat voor iemand jij bent. De activiteit gaat als volgt:

  • Iedereen staat in een kring.
  • De leerlingen krijgen de instructie om een bijnaam voor zichzelf te bedenken (vb. Handige Harry, Snuggere Siske,...). De leerlingen gebruiken een alliteratie (ze voegen dus een woord toe dat met dezelfde letter begint als hun voornaam). De naam die ze zichzelf geven, moet een positieve eigenschap van zichzelf weergeven. 
  • Nadien krijgen de leerlingen de instructie dat ze zich mogen omdraaien zodat de ruggen naar elkaar staan in de kring. Zodra de leerlingen een bijnaam voor zichzelf bedacht hebben, draaien ze zich terug om. 
  • Als iedereen terug met zijn/haar gezicht naar de binnenkant van de cirkel staat, zegt iemand zijn/ haar nieuwe naam. We gaan de kring rond. De tweede persoon die aan bod komt, start eerst met de naam van degene die voor hem/ haar aan bod kwam. Nadien noemt hij/zij pas zijn/haar bijnaam. De derde persoon noemt eerst de twee voorgaande namen enzoverder... 
  • Als iemand zich een naam niet meer kan herinneren, moet de persoon wiens naam werd vergeten, even toelichten waarom hij/zij deze bijnaam heeft gekozen. Nadien wordt er verder gegaan. 
  • Om de namen nog verder in te oefenen, kan je een bal rondgooien in de cirkel. Je start met een rustig rondje waarbij de bal iedereen in de cirkel moet passeren en de leerlingen bij het gooien van de bal de bijnaam roept van de persoon naar wie hij/zij gooit. Na dit eerste rondje kan je vragen om de bal dezelfde weg af te laten leggen, maar dan zo snel mogelijk. Dit kan je een aantal keer herhalen om het competitie-effect te verkrijgen.

Nabespreking:

  • Laat de leerlingen op een rij staan. Zo meteen worden er een aantal stellingen opgenoemd.
  • Wie akkoord gaat met de stelling, gaat aan de ene kant van de klas staan. Wie niet akkoord gaat, gaat aan de andere kant van de klas staan. 
  • Je kan na elke stelling een aantal leerlingen kort laten toelichten waarom ze wel/ niet akkoord zijn. 

Mogelijke stellingen: 

  • Ik vond het een fijne activiteit.
  • Ik heb iets bijgeleerd over iemand uit de groep. 
  • Ik kon gemakkelijk een positieve bijnaam voor mezelf bedenken. 
  • Ik vind het meestal wel gemakkelijk om positieve eigenschappen van mezelf te bedenken. 
  • Ik vind het vaak moeilijk om positieve eigenschappen van mezelf te bedenken. 

Vertel de jongeren dat het belangrijk is om positief naar zichzelf te leren kijken en zichzelf graag te leren zien. Dit is een oefenproces met vallen en opstaan. 

Op www.noknok.be vind je nog heel wat oefeningen die de jongeren thuis kunnen doen om dit positief denken te trainen.