Grenzen

Doelgroep: 2e-3e graad BaO + SO

Groepsgrootte: Klas

Duur: 30-40 minuten

Leerplandoelen:

  • BaO: Sluit aan bij de ontwikkelvelden
  • SO: Sluit aan bij het gemeenschappelijk funderend leerplan

Materiaal:

Ruimer lokaal (eventueel met 2 lijnen waarachter leerlingen telkens moeten staan voordat ze naar elkaar toe stappen)

Doelstellingen:

  • Leerlingen worden zich bewust over hun persoonlijke ruimte en grenzen
  • Leerlingen worden zich ervan bewust dat ieders grens verschillend is
  • Leerlingen oefenen het aangeven van grenzen (verbaal en non-verbaal)
  • Leerlingen oefenen het respecteren van grenzen van de ander
  • Leerlingen oefenen hun lichaamsbewustwording
  • Leerlingen oefenen het reflecteren en respectvol nabespreken

Methodiek/oefening:

Vorm groepjes van twee. Elke leerling A staat tegenover een leerling B. Na elke deeloefening wordt doorgeschoven zodat de leerlingen telkens met iemand anders de oefening doen (iemand die ze goed kennen vs iemand die ze minder goed kennen, verschillende combinaties jongen/ meisje,...).

Alle leerlingen A stappen langzaam vooruit in de richting van B terwijl ze oogcontact maken met de leerling voor hen. Geef leerling B de opdracht om zijn grens aan te geven wanneer hij/zij vindt dat A te dichtbij komt. B mag kiezen op welke manier hij/zij dit doet. A stopt wanneer hij/zij merkt dat de grens van B bereikt is.

Bespreek:

  • A: hoe hebben jullie gezien dat de grens van B bereikt was? (met bepaalde woorden, bewegingen, lichaamshouding, gezichtsuitdrukking...?)
  • A: was het duidelijk dat de grens bereikt was? Zo niet, hoe zou B duidelijker zijn grens kunnen aangeven?
  • B: hoe heb je je grens aangegeven?
  • B: is A gestopt toen jouw grens bereikt was? Zo niet, had je het duidelijk genoeg aangegeven? Wat maakt dat A niet stopte?

Variant:
Alle leerlingen A stappen langzaam vooruit in de richting van B. Maak hiervoor geen oogcontact. Wanneer B vindt dat A te dicht komt, geeft B een duidelijk en luid stopsignaal gebruikmakend van sterk staan, een luide stem, een ernstige blik en een stopteken met de arm naar voren naar A. Dan stopt A onmiddellijk. (Wissel de rollen om).

Doe deze oefening opnieuw, maar deze keer stapt A naar B en maakt hierbij oogcontact, loopt sneller en met grotere stappen. (Wissel de rollen om).

Doe de oefening opnieuw, maar deze keer negeert A het stopsignaal van B. Op dat moment zegt B opnieuw, krachtiger stop en zet een stap terug. A stopt pas als die erg dicht bij B staat. (Wissel de rollen om).


Nabespreking
:

De nabespreking kan worden uitgevoerd na elke nieuwe uitvoering van de oefening, wissel de nabesprekingsvragen af.

Stellingen (hand opsteken indien ja):

  • Het is al eens gebeurt dat iemand over mijn grens ging
  • Ik ben al eens over iemand anders zijn grens gegaan
  • In het dagelijks leven vind ik het moeilijk om mijn grens aan te geven / durf ik niet altijd stop zeggen
  • Ik vind het moeilijk om grenzen van anderen te respecteren (te stoppen wanneer je merkt dat de ander zijn grens bereikt is)

Vraag eventueel door naar voorbeelden. Verplicht niemand om te antwoorden.

Andere voorbeeldvragen:

  • Welke gelijkenissen en verschillen zijn er in de posities na de stopsignalen?
  • Is de plaats waarop het stopsignaal werd gegeven voor iedereen hetzelfde? Zijn ieders grenzen hetzelfde?
  • Waren alle stopsignalen dezelfde?
  • Hoe voel je je wanneer iemand naar je toe stapt? Waarom heb je stop gezegd? Wat voelde je, wat dacht je,...? (Ongemakkelijk gevoel, dreigend gevoel, lachen, zenuwachtig worden, moeilijk oogcontact kunnen houden, spanning/ opstijven thv schouders,...).
  • Hoe voelt het om tegengehouden te worden? Was de boodschap duidelijk? Waarom (niet)? Heb je tips om dit duidelijker te maken? Wat is de rol van lichaamstaal bij het tonen van grenzen?
  • Kan je voelen of zien wanneer je te dicht komt bij anderen?
  • Kan je voelen wanneer de anderen te dicht komen bij jou?
  • Hoe kan je dit/ je grens op een duidelijke en respectvolle manier aangeven?
  • Wat zijn de verschillen in de manieren van benadering? (oogcontact vs. geen oogcontact, rustig stappen vs. stevig doorstappen, stopsignaal dat genegeerd werd,...). Hoe voelt het om een stopsignaal te geven in deze verschillende situaties?
  • Op welke manieren (verbaal en non-verbaal) werd een stopsignaal gegeven? (leren van elkaar en tips geven).
  • Wat is het effect van het stopsignaal? (de ander kent je grens en respecteert deze. Je kan je comfortabel voelen in interactie met de ander, je komt op voor je eigen grenzen).
  • Zijn er alledaagse situaties waarin je dit stopsignaal kan gebruiken om je grenzen te tonen?
  • Zijn er alledaagse situaties waarin je hebt ervaren dat iemand te dicht kwam? Hoe heb je daarop gereageerd? Wat zijn sterke, veerkrachtige reacties.

Uitgebreide nabespreking, toelichting:

Het is goed als we aanvoelen wat er gebeurt wanneer onze grens bereikt wordt of iemand over onze grens gaat. Ons lichaam geeft signalen en we kunnen leren om daarnaar te luisteren. Als we tijdig signalen oppikken over onze persoonlijke grenzen, kunnen we ook tijdig reageren. We hebben allemaal onze grenzen en we kunnen ze op een rustige, respectvolle manier tonen. In dreigende situaties kan een sterk stopsignaal nuttig zijn.

Tips om grenzen aan te geven:

  • Maak oogcontact.
  • Sta sterk zonder agressie te tonen.
  • Adem rustig met de buikademhaling.
  • Zeg hardop wat je niet leuk vindt of wat dit met je doet
  • Vertel wat je wil

In alledaagse situaties kunnen stopsignalen die niet duidelijk zijn of niet stroken met de lichaamstaal (vb toch ongemakkelijk lachen, onzeker en wegkijken) verkeerd geïnterpreteerd of genegeerd worden. Zorg ervoor dat de boodschap duidelijk is voor de ontvanger door te zorgen dat de verbale en niet-verbale boodschappen op elkaar afgestemd zijn.