Een positief zelfbeeld

Doelgroep: 3e graad BaO + SO

Groepsgrootte: klas

Duur: +/- 15 minuten

Leerplandoelen:

  • BaO: Sluit aan bij de ontwikkelvelden
  • SO: Sluit aan bij het gemeenschappelijk funderend leerplan

Materiaal: Pen en papier voor iedere leerling

Doelstellingen:

  • De leerlingen denken na over hun eigen zelfbeeld.
  • De leerlingen oefenen om positief naar zichzelf te kijken.

Methodiek/oefening:

Introductie: stellingen

Laat de leerlingen hun ogen sluiten. Geef hen de instructie dat je een aantal stellingen zal voorlezen. Als de stelling op jou van toepassing is, steek je je hand op. Vermeld dat we dit met de ogen dichtdoen zodat iedereen eerlijk en veilig kan antwoorden. Uit respect voor elkaar is het belangrijk de ogen effectief gesloten te houden.

Als begeleider kan je na elke stelling noteren hoeveel leerlingen hun handopsteken (meerderheid, minderheid, de helft). Dit kan je nadien naar hen terugkoppelen.

Stellingen:

  • Ik krijg weleens een compliment van anderen.
  • Meestal onthoud ik de complimenten die ik krijg.
  • Ik krijg weleens een negatieve opmerking van anderen.
  • Ik denk regelmatig na over de (negatieve) opmerkingen die ik van anderen krijg.
  • Ik weet van mezelf dat ik een aantal goede eigenschappen heb.
  • Ik houd vaak rekening met wat anderen van mij denken.

Nabespreking:

Geef een algemene terugkoppeling over de antwoorden die je gezien heb tijdens de stellingen.

Geef een korte psycho-educatie over het zelfbeeld (zie afbeelding onderaan):
Je zelfbeeld wordt voor 2/3 bepaald door dingen die gebeuren en opmerkingen die je krijgt (hier heb je niet altijd invloed op).
1/3 van je zelfbeeld bepaal je zelf door de manier waarop je met deze gebeurtenissen/ opmerkingen omgaat (= je mindset).
Belangrijk is om een positieve mindset te ontwikkelen. Dit kunnen we trainen (bijvoorbeeld a.d.h.v. de volgende oefening).

Oefening op een positieve mindset:

Laat de leerlingen individueel hun hand overtekenen. Stel onderstaande vragen en laat de leerlingen het antwoord in de bijhorende vinger noteren:

  • Duim: noteer een compliment dat je regelmatig krijgt of ooit hebt gekregen en onthouden hebt.
  • Wijsvinger: noteer een eigenschap van jezelf waar je zelf trots op bent (iets uit je karakter).
  • Middelvinger: noteer wanneer jij je sterk voelt (in welke situatie/ bij welke mensen).
  • Ringvinger: noteer waar je vandaag dankbaar voor bent (zoek het in de kleine dingen! bv. de zon schijnt, lekker ontbeten, gelachen met vrienden...).
  • Pink: noteer de reden waarom je onlangs hard hebt moeten lachen.

Nabespreking:

Normaliseer dat het normaal is dat dit voor sommigen een moeilijke oefening kan zijn. Gelukkig werkt ons brein zoals een spier: spieren kan je trainen om sterker te worden, dus ook je brein kan je trainen om positiever te denken! 

Geef de leerlingen mee dat ze deze positieve mindset zelf kunnen trainen door 1 of enkele van deze vragen dagelijks aan zichzelf te stellen. Hoe meer we focussen op het positieve, hoe minder de negatieve gebeurtenissen gaan blijven hangen.

Laat de leerlingen om de beurt 1 van hun antwoorden in de groep delen (ze mogen kiezen welke vinger).